Beste antwoord
Zouten hebben geen directe wisselwerking met olie omdat oliën niet-polaire oplosmiddelen zijn, terwijl zouten alleen oplossen in polaire oplosmiddelen (zoals Water) Je kunt dus altijd het onopgeloste mengsel (van zout en olie) drogen bij temperaturen waarbij zoutranen stabiliseerden. Zouten spelen dus blijkbaar niet direct met olie! Zouten spelen echter wel een rol bij de demulgering van gemengde olie en water. Aangezien ik in de olie- en gasindustrie werk, ga ik een voorbeeld uit deze industrie aanhalen. Ruwe olie en water vormen een emulsie. Ruwe olie-emulsies worden gestabiliseerd door stijve grenslagen op het oppervlak van de verspreide waterdruppels die voorkomen dat de druppels Coalescing. Oppervlakteactieve soorten die gewoonlijk in de ruwe olie worden aangetroffen, zoals asfaltenen, harsen, in olie oplosbare organische zuren, vaste stoffen en wassen, behoren tot de materialen die deze grensvlakfilms vormen. Omdat sommige van deze stoffen ioniseerbare groepen bevatten, kan de pH in de waterfase wordt verwacht dat ze hun ionisatie in de grensvlakfilms beïnvloeden, waardoor radicale veranderingen van de fysische eigenschappen van de films ontstaan en ook de oplosbaarheid van sommige polaire organische verbindingen naar de waterfase. Als gevolg hiervan zijn een aantal demulgeringstechnieken voor waterverwijdering toegepast in de olie- of aardolie-industrie, inclusief chemische demulgering, zwaartekracht of centrifugale bezinking, pH-aanpassing, filtratie, warmtebehandeling, m embraanscheiding en elektrostatische demulgering. Zowel het scheidingsrendement als de demulgatiesnelheid worden verhoogd met de elektrolyt (zout opgelost in water) concentratie. Zout helpt dus bij de demulgering / scheiding van olie en water.
Antwoord
ruwe aardolie kan een verscheidenheid aan moleculen bevatten die een interactie aangaan met anorganische of organische zouten, b.v. er is een veelvoud aan organische zuren, ketonen, pyrrolen, enz. die kunnen reageren met zouten die vanuit een secundaire bron aan de oliën worden toegevoegd.
Naftenaatzouten kunnen problemen veroorzaken in zowel productiefaciliteiten als in het reservoir. Die zouten kunnen ontstaan door menging met metaalionen tijdens de productie of door natuurlijke processen in het reservoir. De vorming van naftenaatzout kan worden beperkt door injectie van andere organische zuren. Als dit geen interactie van zout met olie inhield, dan zou het nogal zinloos zijn om dat te doen. Dat zou je moeten aangeven dat alle antwoorden die beweren dat zouten geen wisselwerking hebben met olie, onjuist zijn.
Een van mijn favoriete voorbeelden is de aanwezigheid van vanadium- en nikkel-pyrroolcomplexen in oliën (porfyrinoïden). De bron van vanadium en nikkel kan worden betwist en is waarschijnlijk variabel, maar de tetrapyrrolen in olie zijn beslist afkomstig van chlorofyl. Chlorofyl bevat magnesium. Aangezien de tetrapyrrolen in olie geen magnesium bevatten, moet er een uitwisseling zijn geweest, d.w.z. een verbinding die vanadium of nikkel bevatte in wisselwerking met het chlorofyl en uitgewisseld met ofwel het magnesium of het tussenproduct proton-gesubstitueerde tetraphyrrool. Deze interacties beginnen kort na de dood van het fotosynthetische organisme en kunnen gedurende de geologische tijd voortduren.
Als een ander voorbeeld bevatten sfalerieten in Mississippi Valley lood, zinkafzettingen vaak olie in vloeistofinsluitsels. Aangenomen wordt dat de organische zuren uit olie een rol hebben gespeeld bij het transport en de afzetting van het lood en het zink dat die metaalertsafzettingen heeft gevormd.
Ervan uitgaande dat uw vraag betrekking had op aardolie: ruwe oliën zijn dat niet alleen samengesteld uit koolwaterstoffen en ze kunnen aanzienlijke hoeveelheden polaire verbindingen bevatten – inclusief opgelost water (echt opgelost – niet mechanisch meegesleept en geëmulgeerd water, hoewel die vormen ook aanwezig zijn).