Beste antwoord
“Was” is de verleden tijd van werkwoord “zijn” gebruikt voor enkelvoudige objecten, bijv Ik was, zij / hij was.
“Were” wordt gebruikt voor meervoudige objecten, bijv. Zij / wij waren.
Je kunt erover denken net als over de tegenwoordige tijd. Jij ” d gebruik “was” in een zin in de verleden tijd, waar je “d” gebruik “ben”, en “is” in de tegenwoordige tijd. En, voor de meervoudsobjecten die u zou gebruiken “waren” net zoals u “are” zou gebruiken in de tegenwoordige tijd
Ik “zal vervoeging plaatsen van het werkwoord “zijn” voor jou hier:
Vormwerkwoord
Infinitief-zijn
Tegenwoordige tijd-ben, is, zijn
Verleden tijd- was, waren
Voltooid deelwoord geweest
Tegenwoordig deelwoord
Hoop dat ik “behulpzaam ben geweest
Antwoord
Het woord” was “is een van de werkwoordsvormen van de infinitief” zijn “.
Hier zijn ze in de tegenwoordige tijd:
1e persoon, enkelvoud – ik ben
2e persoon, enkelvoud – jij bent
3e persoon, enkelvoud – hij / zij / het is
1e persoon, meervoud – Wij zijn
2e persoon, meervoud – jij bent
3e persoon, meervoud – ze zijn
In de verleden tijd zijn de vormen van “zijn”:
1e persoon – ik was
2e persoon, enkelvoud – jij was
3e persoon, enkelvoud – hij / zij / het was
1e persoon, meervoud – wij waren
2e persoon , meervoud – Jij was
3e persoon, meervoud – Ze waren