Beste antwoord
“Was” is de verleden tijd van werkwoord “zijn” gebruikt voor enkelvoudige objecten, bijv Ik was, zij / hij was.
“Were” wordt gebruikt voor meervoudige objecten, bijv. Zij / wij waren.
Je kunt erover denken net als over de tegenwoordige tijd. Jij ” d gebruik “was” in een zin in de verleden tijd, waar je “d” gebruik “ben”, en “is” in de tegenwoordige tijd. En, voor de meervoudsobjecten die u zou gebruiken “waren” net zoals u “are” zou gebruiken in de tegenwoordige tijd 🙂
Ik “zal vervoeging plaatsen van het werkwoord “zijn” voor jou hier:
Vormwerkwoord
Infinitief-zijn
Tegenwoordige tijd-ben, is, zijn
Verleden tijd- was, waren
Voltooid deelwoord geweest
Tegenwoordig deelwoord
Hoop dat ik “behulpzaam ben geweest 🙂
Antwoord
Het woord” was “is een van de werkwoordsvormen van de infinitief” zijn “.
Hier zijn ze in de tegenwoordige tijd:
1e persoon, enkelvoud – ik ben
2e persoon, enkelvoud – jij bent
3e persoon, enkelvoud – hij / zij / het is
1e persoon, meervoud – Wij zijn
2e persoon, meervoud – jij bent
3e persoon, meervoud – ze zijn
In de verleden tijd zijn de vormen van “zijn”:
1e persoon – ik was
2e persoon, enkelvoud – jij was
3e persoon, enkelvoud – hij / zij / het was
1e persoon, meervoud – wij waren
2e persoon , meervoud – Jij was
3e persoon, meervoud – Ze waren