Beste antwoord
Wat zijn het voorbeeld van werkwoorden van zijn?
Werkwoorden zijn (of werkwoorden in de staat van zijn) drukken geen actie uit, maar koppelen het onderwerp aan een kwaliteit, voorwaarde of identiteit.
Werkwoorden zoals zijn en “lijken” zijn het meest voor de hand liggend.
Maar een aantal Engelse werkwoorden kan worden gebruikt als statieve (zijn) of actiewerkwoorden. Bijvoorbeeld, bepaalde zintuiglijke werkwoorden zoals “ruiken”, “proeven” en “kijken”.
In “De pizza smaakt verbrand”, is “proeven” een wezenwerkwoord. In “De chef proefde de saus”, is “smaak” een werkwoord.
In “Je ziet er erg leuk uit”, is “kijken” een werkwoord. In “Jan keek naar de klok”, is “kijken” een actiewerkwoord.
Verschijnen kan ook worden gebruikt als een wezen of actiewerkwoord. In “John bleek moe”, “verschijnen” is een werkwoord. In “Het beeld van een geest verscheen plotseling”, is het een actiewerkwoord.
Je kunt een volledige lijst van werkwoorden vinden met een zoekopdracht op internet.
Antwoord
Het werkwoord om te zijn Het werkwoord om te zijn is het meest onregelmatige werkwoord in de Engelse taal. Het is normaal gesproken een verbindend werkwoord dat het bestaan of de toestand van het onderwerp aangeeft. Het kan ook worden gebruikt als hulpwerkwoord bij het vormen van de passieve stem. * De volgende zijn de belangrijkste.
De betekenissen van het werkwoord “zijn”
1. Bestaat.
Er zit een konijn in. Een konijn
Er staat niets in de koelkast.
Een lege koelkast
Er is een probleem …
Een probleem
Er is een verschil.
Feestkinderen
2. Gebeurt.
Het feest is vanavond.
Een feest
De vergadering is verderop in de gang.
Een vergadering
Kom, het is daarginds.
Daar!
3. Gelegen.
Ze is op school.
Op school
Ze is thuis.
Ziek thuis
Het eten staat op tafel.
Het eten staat op tafel
4. Toont identiteit.
Zij is Alexis en dit is Bob.
Alexis en Bob
Hij is een zanger.
Een zanger
Hij is geen zanger.
Geen zanger …
5. Toont een kwaliteit.
Ze is mooi.
Een mooie prinses
Het is stinkend.
Iets stinkends
Dit is gevaarlijk.
Een haai
Het werkwoord “zijn” als hulpwerkwoord (hulpwerkwoord)
Hulpwerkwoorden zijn werkwoorden die worden gebruikt samen met het hoofdwerkwoord van de zin om de actie of toestand uit te drukken.
Hoofdwerkwoord + hulpwerkwoord = compleet idee
Het werkwoord “zijn” kan worden gebruikt als hulpwerkwoord om lopende (voortdurende) acties uit te drukken.
Bijvoorbeeld:
Anna eet een boterham.
“Eten” = het hoofdwerkwoord.
“Is” = een hulp (hulp) werkwoord.
“is aan het eten” (een compleet idee) = het eten is IN PROGRESS.
Meer voorbeelden:
Kayla loopt naar huis met haar vrienden.
Justin en Ethan kijken naar een film.
Ik probeer wat slaap te krijgen.
Het werkwoord zijn in passieve zinnen
Het werkwoord “zijn” wordt samen met de derde vorm van het werkwoord (V3) in passieve zinnen gebruikt.
Bijvoorbeeld:
ACTIEF: ik eet een appel.
PASSIEF: de appel wordt gegeten.
“Gegeten” = het hoofdwerkwoord (in de derde vorm – V3).
“Is” = een hulpwoord (helpend) werkwoord.
“wordt gegeten” (een compleet idee) = het onderwerp van de zin (de appel) wordt beïnvloed door de handeling.
Meer voorbeelden:
Mensen kopen autos. -> Autos worden gekocht.
Iemand deed het licht aan. -> Het licht was aan.
Hij zal het huis schoonmaken. -> Het huis wordt schoongemaakt.
Progressieve vormen van het werkwoord “zijn”
De progressieve vorm van het werkwoord “zijn” is “zijn”.
Dit betekent dat de actie is aan de gang (gaat door).
Voorbeelden:
De kleine jongen is stout.
Ze was onbeleefd, maar toen bood ze haar excuses aan.
Ze worden misleid.
Perfecte vormen van het werkwoord “zijn”
De perfecte vorm van het werkwoord “zijn” is “zijn”.
Dit betekent dat de actie is voltooid (voltooid).
Voorbeelden:
De kleine jongen is stout geweest.
Ze is onbeleefd geweest, maar nu verontschuldigt zich.
Ze zijn misleid.