Beste antwoord
Het meest voorkomende voorbeeld is misschien water.
Omdat zuurstof meer elektronegatief is dan waterstof, trekt het de bindende elektronen naar zichzelf toe. Het heeft dus een gedeeltelijke negatieve lading, terwijl waterstof een gedeeltelijke positieve lading heeft. Ook de vorm van het molecuul is hierbij belangrijk. Merk op hoe het molecuul een gebogen vorm heeft. Dit komt omdat zuurstof twee alleenstaande paren heeft (wat hier niet wordt weergegeven.) Om de sterische hinder te minimaliseren (waardoor de potentiële energie van het molecuul wordt verminderd voor een stabielere structuur), neemt het molecuul deze vorm aan. Als we iets als koolstof beschouwen Dioxide, dat een lineaire vorm heeft, heeft geen dipoolmoment.
(Afbeelding van Wikipedia)
Hoewel de zuurstof nog steeds meer elektro-negatief is dan koolstof, heffen de twee zuurstofatomen elkaars individuele “trekkracht” op. Daarom is het totale dipoolmoment 0. Hoe symmetrischer de vorm, hoe kleiner de kans op een dipoolmoment. , je moet ook naar elk afzonderlijk atoom kijken.
Laten we eens nadenken over BCl3.
(Afbeelding uit chemwiki: ucdavis)
BCl3 heeft ook een symmetrische structuur en dus geen dipoolmoment. Maar als we BF2Cl beschouwen, dat dezelfde structuur heeft, heeft het nog steeds een dipoolmoment omdat de elektronegativiteit van Cl en F zijn verschillend ent.
Polariteit wordt een zeer belangrijke factor als het om oplosmiddelen gaat. Zoals lost zoals. Dus polaire stoffen lossen op in polaire oplosmiddelen en niet-polaire stoffen lossen op in niet-polaire oplosmiddelen. Chromatografie is ook gebaseerd op polariteit. Ik ga daar hier niet op in. Ik hoop dat dit helpt.
Antwoord
Als we te maken hebben met covalente verbindingen zoals
De verbindingen die worden gevormd door het delen van elektronen worden covalente verbindingen genoemd bijv.
H20 (water), HCl (zoutzuur) enz.
Moleculaire vormen geven aanleiding tot twee polen (delen) zoals + ve en negatief en deze polen worden gevormd vanwege hun atomen elektronegativiteitsverschil, zoals ik je het voorbeeld van H2O in deze polaire verbinding heb gegeven. 2H-atomen zijn covalent gebonden aan één zuurstofatoom door een paar elektronen te delen zuurstof is het op een na meest elektronegatieve element na fluor, dat is het meest elektronegativiteitselement met elektronegativiteitswaarde van 4,0 en dat van zuurstof is 3,44 en de elektronegativiteit van waterstof is 2,20 nu kun je zien dat er een groot verschil is tussen de elektronegativiteit van waterstof en zuurstof dus de waterstof 2 elektronen zouden door de zuurstof worden getrokken atoom dat het molecuul polair zou maken zoals gegeven laag
H2O polair molecuul
Hcl zoutzuur polair molecuul